Selecteer een pagina

Het Noorden voelt zich in de steek gelaten door de overheid, omdat zij liever investeert in de Randstad. ‘Dáár wordt het geld verdiend’, zegt de journalist Joost Niemöller in het NCRV-programma Rondom 10 dat op veertien mei jongstleden ging over de kansen van krimp. Zo ontstaat er een wij-zij strijd onder de panelleden. Terwijl wij allemaal één land zijn, en toch ook niet.

De Noordelijke provincies hebben, net als Brabant en Limburg, te maken met krimp. Volgens verschillende onderzoeken zet deze krimp nog decennia lang door. Zeker tot 2045. In deze blog beschrijf ik twee kansen die krimp ons biedt. Met voorbeelden uit de provincie Groningen, omdat ik daar gewoond heb. De twee kansen zijn: (economische) groei in de provinciale steden en een sterke dorps-identiteit die jongeren doet blijven. In beide gevallen zijn het lokale initiatieven die de kansen bij krimp mogelijk maken.

Concentreer de bevolking in de stad

Om een totale leegloop van het Noorden naar de Randstad te voorkomen kunnen we ervoor kiezen om de bevolking te concentreren in de Noordelijke steden. Deze steden blijven namelijk wel groeien. Groeiende steden bieden de krimpende randgemeenten ook meer kansen. Bijvoorbeeld voor recreatie, zoals in het zogenaamd mislukte project ‘de Blauwe stad’.

Vooral jongeren trekken weg uit de provincie. Zij zien geen ‘kansen’ omdat er geen werkgelegenheid is. Kansen, en op langere termijn ook werkgelegenheid, kunnen we juist creëren. Het ontwikkelen van ondernemerschap in de vorm van lokale initiatieven is één van deze kansen. Deze initiatieven kunnen door slim (tijdelijk) ruimtegebruik in de stad ook het probleem ‘leegstand’ oplossen. Er is leegstand in de steden: vooral kantoren en in onbruik geraakte industriële gebieden staan leeg, en er is ook braakliggende grond. Al deze ruimtes wachten op een nieuwe functie. Ze bevinden zich in de zogenaamde ‘tussentijd’.

Kris Oosting van Buro Stadmakers is planoloog en sociaal geograaf in Almelo. Hij schreef het artikel ‘Tijd als strategische partner’ waarin hij spreekt over de kansen van de tussentijd. ‘Tijdelijkheid lijkt één van de toverwoorden van de huidige crisis’, begint hij zijn artikel.

Kris noemt het Open Lab Ebbinge als voorbeeld van tijdelijk ruimtegebruik in de stad Groningen. Het Open Lab Ebbinge, onderdeel van het terrein ‘Ebbinge kwartier’, wordt gepresenteerd als een tijdelijke microstad waarin ondernemers en organisaties samen het terrein vorm kunnen geven. Onder coördinatie van een projectbureau worden onder andere winkels, ateliers, bedrijven en een hotel gecreëerd. Het Ebbinge kwartier staat voor ondernemerschap en biedt, met der tijd, werkgelegenheid. Iedereen die graag samenwerkt kan meedoen in het Open Lab Ebbinge.

Tijdelijk gebruik is een kans voor de steden in het Noorden en een indirecte kans voor de krimpende randgemeenten in de provincie.

Identiteit van de dorpen versterken

Waar de lokale initiatieven in de stad het moeten hebben van tijdelijk ruimtegebruik, kunnen lokale initiatieven in de dorpen hun ruimte structureel gebruiken. In de stad is de kans immers groter dan in de dorpen dat er plaats gemaakt moet worden voor beter betalende huurders of kopers.

De reden dat jongeren wegtrekken uit de de Noordelijke provincies is gebrek aan werkgelegenheid. Een kantoor vanuit de Randstad overplaatsen lijkt geen optie, want de werknemers die nu in de Randstad werken, willen niet verhuizen. De dorpen in het Noorden zullen hun eigen economie moeten bouwen. Te beginnen bij kleine lokale initiatieven van de dorpsbewoners. Dit zijn veelal initiatieven die de identiteit van een dorp versterken. Zo bouwt het dorp Zijldijk, uit de gemeente Loppersum, een biovergistingsinstallatie. (Oost Groningen staat bekend om de gaswinning rondom het dorp Loppersum.) Het wordt een ‘dorpseigen coöperatieve energiecentrale’ zegt de vereniging voor dorpsbelangen op haar website.

Dorpen hebben één grote kwaliteit die steden vaak missen: een sterke sociale cohesie. De bewoners van dorpen zijn vaak oprecht trots op wat zij samen doen en maken. Ze zijn trots op elkaar en zichzelf en daardoor enthousiast. In mijn vorige blog had ik het al over de kracht van enthousiasme. Deze kracht van de inwoners van Zijldijk heeft er ongetwijfeld mede voor gezorgd dat de biovergistingsinstallatie in Zijldijk ontwikkelt kan worden.

De identiteit van een dorp is een samenstelling van de functies waartoe de locatie mogelijkheid biedt en de sociale cohesie: het enthousiasme van de bewoners.

Samenwerken

‘Tijdelijke invullingen’, zegt Kris Oosting in zijn artikel, ‘zijn geen knip-en-plak-concepten, maar putten hun kracht uit de inbedding van lokale initiatieven in het ruimtelijk proces.’ Ditzelfde geldt voor de structurele invullingen. Lokale initiatieven worden genomen dóór en vóór bewoners en omwonenden. Iedere locatie biedt mogelijkheid tot verschillende functies. Deze functies zijn te definiëren aan de hand van de kwaliteiten en behoeften van de locatie en de bewoners. Daarom is het ook zo belangrijk dat bewoners samenwerken. Met elkaar, maar ook met gemeenten, provincie, scholen, universiteiten en marktpartijen. Zo is het Open Lab Ebbinge mogelijk gemaakt door de Rijksuniversiteit Groningen, het UMCG (Universitair Medisch Centrum Groningen), de grondeigenaar Nijstee en door de gemeente Groningen. In Zijldijk wordt de biovergistingsinstallatie mogelijk gemaakt door de vereniging van dorpsbelangen, ingenieursbureau Ekwadraad, studenten van de Hanzehogeschool, de Rabobank en de provincie Groningen.

Samenwerken loont. In een strijd tegen krimp kun je beter geen strijd tegen je buurman voeren.

The following two tabs change content below.
Studente Kunstmanagement aan de kunstacademie in Utrecht (HKU) Interesses: locatiemarketing, netwerkvorming, architectuur, binnenstedelijke revitalisatie; transformatie van leegstand.

Laatste berichten van Emilie Vlieger (toon alles)

Google+